De oud Talking Heads voorman begeeft zich graag buiten de gebaande conventionele paden van de muziekindustrie. Zo hield hij zich eerder al bezig met crossmediale projecten op het gebied van film, fotografie, opera en internet. Maar Byrne is alweer 57 en wilde haren worden grijs, scherpe randjes raken gepolijst. Zijn mix van pop, rock en moderne dans levert daardoor een originele, maar ook gemoedelijke avond op. Net als zijn optreden in Vredenburg, maart dit jaar, is het ook in de Melkweg een zitconcert. Veel mensen komen daar pas achter bij binnenkomst. Ondanks het hoge aantal verbaasde en licht geïrriteerde opmerkingen bij de ingang vullen de stoelen zich relatief soepel en rond 20.00 uur zit de uitverkochte zaal er klaar voor. Nonchalant komt Byrne het podium op slenteren en geeft grappend wat huishoudelijke mededelingen. Er hangt direct een ontspannen sfeer. Alsof hij bij je in de huiskamer staat. Die sfeer blijft hangen als hij samen met zijn begeleidingsband openingsnummer Strange Overtones inzet. Heerlijk om relaxed bij in je stoel te hangen.
De choreografie is met vlagen indrukwekkend. Dans alsof het zo bij het Nederlands Dans Theater vandaan komt. Volledig toegespitst op die grijs-witte kwibus in het midden van het podium. Soms doet hij met ze mee. En niet onverdienstelijk; ondanks het feit dat hij bij echte synchroonroutines met zijn iets strammere motoriek uit de toon valt, ziet het er vaak bjizonder strak uit wat hij al zingend en gitaarspelend laat zien. Andere keren wordt er volledig rondom hem heen bewogen. Bij een energieke versie van Houses In Motion wordt duidelijk hoe ingenieus de show soms in elkaar steekt. Een danser springt met een enorme vaart tussen Byrne en zijn microfoon door, net op het moment dat die zich in een pauze van de songtekst een aantal centimeter naar achteren en weer naar voren beweegt. Het is prachtig, maar wel erg ingestudeerd en - zoals collega Raymond Rotteveel in zijn verslag over het vorige Byrne optreden schreef - mijlenver verwijderd van een rockconcert. Als iemand uit het publiek smekend vraagt wanneer wij nou mogen dansen blijkt zelfs dát moment al van te voren vast te liggen. 'Nu nog even niet, maar snel', is het antwoord van Byrne, terwijl hij de mensen met moeite weet te overtuigen om te blijven zitten.
Het is duidelijk dat we richting climax gaan. En die komt in de vorm van drie toegiften. Daarin onder andere een bijzonder fraaie versie van Take Me To The River. Maar we wachten natuurlijk op toegift twee. Met eerst een ouderwets goofy uitvoering van Road To Nowhere, die eindelijk de echte concertsfeer naar boven krijgt. Vervolgens is het even snel omkleden om met zjin allen in tutu's Burning Down The House te spelen. Dat was al een prachtig slot geweest, maar Byrne komt nog terug om het rustige Everything That Happens te spelen. Een intiem einde aan de show die meer theater is dan rock. De elf muzikanten en dansers doen in een fel uitfikkend licht hun laatste buiging en verdwijnen. Byrne mag dan geen echte Dadaïst meer zijn, hij weet nog steeds hoe je een boeiende show neer moet zetten. |